Half acht ’s ochtends. Jasper, de jongste, ligt bij mij op de kamer en wordt wakker. Ik geef hem een flinke slok overheerlijke mamamelk. Verder is het nog heel stil in huis. En best nog wel donker. Maar ik ruik ook een volle poepluier. We logeren een nachtje bij opa en oma in het westen van het land.
Als zijn buikje vol is, geef ik Jasper een schone luier, leg hem bij opa en oma in bed en trek mijn hardloopkleding aan. Want die is natuurlijk weer mee. Inmiddels is het acht uur, en het begint licht te worden. Het is wel heel vroeg om te lopen. Ik ben dan nog zo stijf, maar ga toch op pad. Lekker rustig.
Niet dus…De hoogspanningsleidingen knetteren er vrolijk op los. En zowat elke minuut rijdt er een trein langs. En dat op zondagochtend om acht uur. Ik loop een eind tussen spoorweg en straat, over een grasveld. Tot ik bijna een half uur heb gelopen. Dan kan ik een bosje in lopen. Ik volg de blauwe paaltjes, een laarzenpad. Gelukkig valt het mee met de blubber. Aan het eind van het bos een mooi uitzicht op de polder en de skyline van Den Haag. Dan het bos weer in. En het bos weer uit, dezelfde weg terug. Maar nu tegen de wind in.
Pfff, dat valt niet mee zo vroeg in de morgen. Zo stijf. Ploeteren. Volgende keer toch maar weer een uurtje later.